Foutmelding "...beperkte of geen connectiviteit"

Op een Windows-computer wordt de LAN- of Wi-Fi-verbinding met de FRITZ!Box in het systeemvak van de taakbalk (systray) weergegeven met een uitroepteken en met de melding "... beperkte of geen connectiviteit". Op de computer is het niet mogelijk om via de FRITZ!Box de gebruikersinterface (http://fritz.box) te openen en toegang tot internet te krijgen.

Voer de hier beschreven stappen achterelkaar uit. Controleer na elke stap of het probleem is opgelost.

Opmerking:De configuratieprocedure en informatie over functies in deze handleiding hebben betrekking op het meest recente FRITZ!OS van de FRITZ!Box.

1 DHCP-server van de FRITZ!Box inschakelen

Voer deze stappen uit met een ander apparaat dat is verbonden met de FRITZ!Box:

Belangrijk:Als je met geen enkel apparaat toegang kunt krijgen tot de FRITZ!Box, ga dan te werk zoals wordt uitgelegd in de handleiding FRITZ!Box-gebruikersinterface kan niet worden geopend.

  1. Open in een webbrowser het adres http://169.254.1.1.
  2. Klik op "Thuisnetwerk" en vervolgens op "Netwerk".
  3. Klik op het tabblad "Netwerkinstellingen".
  4. Klik bij "LAN-instellingen" op "meer instellingen" om alle instellingen weer te geven.
  5. Klik op de knop "IPv4-instellingen".
  6. Schakel de DHCP-server in en voer het bereik in waaruit de FRITZ!Box IP-adressen moet toewijzen.

    Opmerking:In de fabrieksinstellingen gebruikt de FRITZ!Box het IP-adres 192.168.178.1 (subnetmasker 255.255.255.0) en wijst IP-adressen toe van xxx.20 tot xxx.200.

  7. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.

2 Firewall configureren

De volgende stap is alleen noodzakelijk als er op de computer firewallsoftware is geïnstalleerd:

  1. Configureer de firewall van de computer zodanig dat deze verbindingen van de computer naar de FRITZ!Box toelaat. Informatie over de configuratie krijg je van de fabrikant van de firewall; raadpleeg bijvoorbeeld de handleiding.

3 LAN-verbinding met de FRITZ!Box controleren

Verbindingsproblemen met LAN-verbindingen kunnen worden veroorzaakt door fouten in de bekabeling, energiebesparende functies of tussengeschakelde apparaten zoals hubs/switches, powerlineapparaten of LAN/WLAN-omvormers. Controleer daarom de LAN-verbinding van de computer: